Het pensioenakkoord biedt drie nieuwe fiscale mogelijkheden. Samen met de bestaande mogelijkheden, waaronder de generatieregeling (ouderenregeling), kun je als werkgever een bijdrage leveren aan het vitaal ouder worden van je werknemers. Daarover sprak Frédérique Hoppers-Rademaker (advocaat-partner Dirkzwager legal & tax) tijdens een webinar van a.s.r. In dit blog zetten we bestaande én nieuwe opties voor je op een rij.
Het pensioenakkoord biedt werkgevers drie nieuwe fiscale mogelijkheden. Hierdoor kun je als werkgever gerichter beleid maken als het gaat om pensioen en vitaal ouder worden. Voordat we de nieuwe mogelijkheden noemen, zetten we eerst nog even de bestaande fiscale mogelijkheden voor je onder elkaar.
De generatieregeling, ook wel ouderenregeling, maakt het mogelijk dat de werknemer minder werkt, daarvoor een meer dan evenredig salaris ontvangt en pensioen opbouwt over het oude fulltime salaris. Dus bijvoorbeeld: 80% werken voor 90% salaris met 100% pensioenopbouw. Hierbij is het van belang dat de werknemer tenminste 50% blijft werken. En moet je als werkgever bereid zijn om deze regeling in te voeren.
Is de pensioenopbouw in het verleden niet fiscaal-optimaal geweest? Dan bestaat de mogelijkheid om dit in te halen. De werknemer kan dan extra stortingen doen. Dit mag betaald worden door de werknemer of door de werkgever. Wanneer de werknemer betaalt, dan wordt de ‘inhaal’ in aftrek gebracht op het belastbaar loon. Betaalt de werkgever? Dan geldt de omkeerregel. Dat wil zeggen dat de storting niet nu als loon wordt belast, maar pas op de pensioendatum over de pensioenuitkering belasting wordt betaald. In dat geval bestaat er ook geen kans op RVU-risico (lees mogelijkheid 2 van de nieuwe mogelijkheden). Na inwerkingtreding van het nieuwe fiscale kader is inhaal over de jaren ervoor niet meer mogelijk.
Als een werknemer eerder uit dienst gaat, stopt op dat moment ook de pensioenopbouw. Ook heeft het nabestaandenpensioen dan een lagere dekking. Veel werknemers kunnen zich dat niet permitteren. Het is mogelijk dat je als voormalig werknemer de financiering van de pensioenopbouw wil voortzetten.
Soms ook maatwerk
Of bovenstaande fiscale mogelijkheden gelden voor een werknemer, hangt af van zijn of haar pensioenregeling. Elke afspraak tussen werkgever en werknemer moet gefaciliteerd worden door de pensioenuitvoerder. Lijkt het erop dat het niet mogelijk is? Laat je dan niet ontmoedigen. Schakel in dat geval een pensioenadviseur in. Met maatwerk is er namelijk vaak toch nog wat mogelijk.
Vanaf 1 juli 2023 kunnen werknemers ervoor kiezen om op pensioendatum een deel van het ouderdomspensioen (maximaal 10%) in één keer te laten uitkeren. Ook als de werknemer eerder uit dienst wil gaan of kiest voor deeltijdpensioen. De werkgever moet de werknemer hierover informeren. Voor de werknemer moet duidelijk worden welke keuzes hij kan maken en wat de (fiscale) gevolgen hiervan zijn. Het ‘bedrag ineens’ kan worden uitgekeerd op pensioendatum of in januari van het jaar volgend op het bereiken van de AOW-leeftijd. Alleen degene van wie de ingangsdatum van het ouderdomspensioen ligt in de maand waarin deze de AOW-leeftijd bereikt, dan wel de eerste van de maand volgend op het bereiken van de AOW-leeftijd, heeft de mogelijkheid het ‘bedrag ineens’ uit te laten betalen in januari van het jaar volgend op het jaar waarin het pensioen is ingegaan.
RVU staat voor Regeling Vervroegd Uittreden. Het is een leeftijdsgerelateerde regeling, waar in bepaalde gevallen geen fiscale sancties (52% voor de werkgever) op van toepassing zijn. Dit zijn de voorwaarden:
Vanaf 1 januari 2021 is het fiscaal mogelijk om meer verlof te sparen; 100 weken in plaats van 50 weken. Naar verwachting zal dit via cao’s geregeld worden zodat over meer salariscomponenten, zoals overwerktoeslag, gespaard kan worden.
Dit blog is eerder gepubliceerd op 6 januari 2021.