Als je belegt, wil je dat je geld wat oplevert. De beleggingen die je koopt kunnen meer of minder waard worden. Er zijn verschillende manieren om te beleggen. Je kunt beleggen in aandelen, obligaties, hypotheken, vastgoed of grondstoffen, bijvoorbeeld. Stijgt de waarde van je belegging, oftewel: zijn mensen bereid om meer te betalen voor jouw aandelen dan dat jij er voor hebt betaald? Dan stijgt de koers van die aandelen en 'maak je rendement', winst dus. Andersom kan natuurlijk ook, dat een ander juist minder wil betalen, dan worden je beleggingen minder waard en maak je verlies.
In het algemeen geldt: hoe meer rendement je wilt, hoe meer risico je moet accepteren. Het risico dat je beleggingen minder waard worden. Beleggen in aandelen levert gemiddeld een hoger rendement op dan beleggen in obligaties. Maar het risico dat aandelen ineens veel minder waard worden is veel groter dan bij obligaties. En als je belegt is er nooit een garantie dat het je iets oplevert. Dat is een verschil met sparen, je krijgt momenteel heel erg weinig rente op een spaarrekening, maar je weet wél zeker dat je die rente echt krijgt.
Als je gaat beleggen, moet je dus goed bedenken hoeveel risico je wilt nemen. Hoe erg zou je het vinden als je je geld verliest? En hoeveel winst hoop je te maken? Als je heel voorzichtig gaat beleggen, bijvoorbeeld alleen maar in obligaties, dan duurt het ook veel langer voordat je wat winst maakt. Naast de juiste balans vinden tussen rendement en risico, is het dus ook belangrijk dat je weet hoe lang je de tijd kunt nemen om te beleggen. Hoe langer je van je af kunt blijven, hoe groter de kans dat het je rendement oplevert.