De oplossing die het pensioenakkoord schetst, is dat iedereen overgaat naar een DC-regeling, waarbij iedereen ook hetzelfde percentage aan premie ontvangt. Naar schatting hebben 40 tot 50 duizend werkgevers - met ca. 1,5 miljoen werknemers - al een DC-regeling. Dit is echter nu op basis van een staffel, waarbij de premie oploopt naarmate de deelnemer ouder wordt. Logisch, want de premie wordt belegd. En als je dichter bij de pensioendatum komt, is je de beleggingshorizon korter en heb je dus minder tijd om rendement te maken. Overgang naar een flat rate betekent dat deze regelingen allemaal moeten worden aangepast.
Deze aanpassing heeft als gevolg dat jongeren meer pensioen krijgen en de ouderen (van nu) minder. Deze tweede groep moet (en gaat) dus gecompenseerd worden. Maar het probleem zit hem ook in de middengroep (35- tot 45-jarigen). In het begin van hun werkzame leven is weinig premie betaald (zoals bij een staffel hoort). Binnen het oude stelsel zou de premie tot pensioenleeftijd oplopen - iets dat binnen het nieuwe stelsel niet meer kan. Omdat de stijgende premie aan het einde ontbreekt, ontstaat een tekort. Ik vraag me dus ten zeerste af hoe beide groepen gecompenseerd gaan worden. Deze compensatie komt namelijk niet uit de financieringsbronnen die in het pensioenakkoord genoemd worden. Want die zijn van toepassing op pensioenfondsen, en niet op rechtstreeks verzekerde regelingen.
De werkgevers – met een verzekerde DC-pensioenregeling op basis van een staffel – krijgen, afhankelijk van de toezegging en deelnemersbestand, door het pensioenakkoord op de korte termijn dus te maken met: